Wettelijke bepaling en keuze nabestaanden vervoer overledene
Het lichaam van een overleden persoon mag pas vervoerd worden na afgifte van een Verklaring van Overlijden. Deze is op de uitvaartdag altijd al geregeld (meestal door de begrafenisondernemer of uitvaartverzorger). Het dode lichaam moet in een omhulling vervoerd worden zoals een grafkist of lijkwade.
Hoe de overledene vervoerd wordt, is aan de nabestaanden om te bepalen. Gaat de rouwstoet bijvoorbeeld:
- te voet?
- met een rouwauto, van standaard tot zeer luxe of met bijvoorbeeld een koets?
- Volgen nabestaanden en nauwe vrienden de rouwauto met eigen vervoer of worden volgauto’s gehuurd?
- Is de rouwstoet goed herkenbaar voor andere verkeersdeelnemers?
- Is er een goede routebeschrijving?
- Waar kunnen bezoekers parkeren?
Op de uitvaartdag moet een overledene vaak nog worden vervoerd van de ene locatie naar de andere: bijvoorbeeld van huis naar de kerk, crematorium of een andere locatie voor de afscheidsplechtigheid. Ook vervoer naar een begraafplaats kan nodig zijn.
Is er gelegenheid tot condoleren, maar vindt deze niet op dezelfde locatie plaats als de uitvaartplechtigheid? Dan zal ook het vervoer geregeld moeten zijn. Dragers zijn vaak nodig om de overledene in de kist of op draagbaar van de rouwauto naar het crematorium of de begraafplaats te vervoeren.
Dit zijn slechts een paar van de punten die de aandacht vragen van de begrafenisondernemer of van de coördinator van de uitvaartdag.